Interview Elisa de Koning

Wie ben jij? Welke studierichting heb je zelf gedaan en wat is jouw huidige functie?

Ik ben Elisa de Koning, ik ben bijna drie jaar docent hier aan de UvA. Ik geef o.a. de eerstejaarsvakken Onderzoeksmethodologie en Beschrijvende Statistiek. Dat zijn twee grote introductievakken binnen de leerlijn Methoden en Technieken bij POW. Als ik niet in de hoorcollegezaal sta, werk ik aan diverse projecten omtrent onderwijsvernieuwing en onderwijsverbetering.

Ik ben begonnen met de opleiding Psychologie, dat vond ik ontzettend leuk. Ik weet nog dat ik van de middelbare school kwam en zag wat voor vakken ik zou krijgen. Dat waren eindelijk allemaal vakken die ik interessant vond. Uiteindelijk heb ik in de bachelor de richting Kinder- en Jeugdpsychologie gekozen. Daarin kwam ook de hersenontwikkeling aan bod. Dit vond ik zo interessant, dat ik uiteindelijk ook de richting Neuropsychologie heb gedaan. Vervolgens heb ik de master Klinische Neuropsychologie gedaan en ook de research master Cognitieve Neuropsychologie. Ik kon namelijk aanvankelijk niet kiezen tussen onderzoek en praktijk.

Het onderzoek beviel echter zo goed, dat ik, na een tijdje student-assistent te zijn geweest, een promotieplek kreeg aan het VU Medisch Centrum. Ik ben in 2020 gepromoveerd op een onderzoek naar de relatie tussen vitamine D en depressie bij oudere mensen. Tijdens mijn promotietijd heb ik tevens de masteropleiding Epidemiologie gedaan.

Na mijn promotie heb ik een tijdje als adviserend epidemioloog gewerkt. Hierbij hielp ik medische onderzoekers bijvoorbeeld bij het specificeren van hun onderzoeksvraag en bij het selecteren van een geschikte statistische techniek bij hun data. Omdat ik merkte dat ik deze adviserende rol erg leuk vond, en ik het waardevol vond om mensen iets te leren, ben ik uiteindelijk bij de UvA terecht gekomen als docent Methoden en Technieken. 

Wat zijn de actualiteiten op het gebied van jullie onderzoeksgroep en op het gebied van jouw lopende en/of toekomstige onderzoeken (zowel in Nederland als het buitenland)?

Ik doe op dit moment zelf geen onderzoek, mijn aanstelling is 100% onderwijs. Mijn collega’s bij de Methoden en Techniekenafdeling van POW doen onderzoek naar psychometrie en nieuwe statistische methoden, waarmee uiteindelijk betere en preciezere antwoorden gegeven kunnen worden op maatschappelijk relevante onderzoeksvragen. Recentelijk zijn twee collega’s gepromoveerd die allebei onderzoek deden naar de kwaliteit van toetsen en vragenlijsten. Laura Kolbe promoveerde op een onderzoek naar meetinvariantie. Zij heeft gewerkt aan nieuwe methoden om na te gaan of vragen in een toets of vragenlijst hetzelfde meten voor iedereen. Want het is
natuurlijk belangrijk dat een toets of vragenlijst niemand onterecht bevoordeeld of benadeeld, bijvoorbeeld vanwege (een gebrek aan) voorkennis. Mijn andere collega Letty Koopman ontwikkelde nieuwe manieren om na te gaan of toetsvragen leerlingen goed kunnen onderscheiden en rangschikken op basis van hoe goed ze de stof
beheersen.

Mijn collega’s zijn enorm bevlogen van en bedreven in geavanceerde statistiek en psychometrie. Soms voel ik mij daardoor een beetje een vreemde eend in de bijt, want ik benader onderzoek vanuit een net andere hoek. Als epidemioloog zie ik de methoden en technieken als hulpmiddelen om een onderzoeksvraag te beantwoorden en minder als doel op zich. Tijdens mijn colleges probeer ik onderzoek ook altijd vanuit die epidemiologische hoek te benaderen: er ligt een maatschappelijk relevante onderzoeksvraag waar we graag een antwoord op willen. Welke onderzoeksmethode en statistische techniek kunnen we daar het beste op loslaten om die vraag zo goed mogelijk te beantwoorden? Ik probeer dus de vraag centraal te stellen en daarmee de nieuwsgierigheid van de studenten te prikkelen. Op die manier hoop ik de studenten wat meer aan te spreken.

Naast de Methoden en Techniek afdeling heb je natuurlijk nog het inhoudelijke onderzoek over Pedagogische en Onderwijswetenschappen. Binnen Pedagogische Wetenschappen kun je grofweg twee soorten onderzoek onderscheiden: longitudinaal onderzoek waarbij gezinnen over de tijd worden gevolgd, soms al vanaf de zwangerschap. Hierbij wordt gekeken naar ouder-kind interacties en diverse factoren die de ontwikkeling over de tijd kunnen beïnvloeden. Daarnaast wordt interventieonderzoek gedaan. Hierbij wordt bijvoorbeeld van een opvoedondersteuningsprogramma gekeken welke onderdelen wel en niet werken.

Bij Onderwijswetenschappen wordt onderzoek gedaan over hoe leren werkt en hoe je dit het beste kunt faciliteren. Hierbij gaat het niet alleen om leren op school, maar ook leren op volwassen leeftijd, bijvoorbeeld tijdens het werk. Ook houden de onderwijswetenschappers aan de UvA zich bezig met actuele thema’s zoals burgerschapsonderwijs, omgaan met diversiteit en het creëren van een effectief leerklimaat.

Hoe sluiten je huidige werkzaamheden aan bij de opleiding die je hebt gevolgd?

Ik denk dat mijn werk uiteindelijk heel goed aansluit bij mijn opleidingen. Ik ben geen pedagoog of onderwijswetenschapper, maar dat is eigenlijk helemaal geen probleem. De onderzoeksmethoden waarover ik lesgeef zijn universeel voor de sociale en gedragswetenschappen. Uiteindelijk gaat het erom hoe we het beste onze
onderzoeksvraag kunnen aanvliegen en beantwoorden. Daar sluit mijn kennis over de psychologie en epidemiologie goed bij aan.

Wat zie jij voor jezelf als grootste uitdaging in jouw werk? 

Afgelopen jaar heb ik mij vooral gefocust op het vak Onderzoeksmethodologie. Ik heb veel tijd besteed aan het ontwerpen van een nieuwe aanpak van dit vak. We weten dat veel studenten dit vak vrij moeilijk vinden en er misschien zelfs een beetje tegenop zien. Ook de tentamencijfers voor dit vak waren al jarenlang vrij bedroevend. Ik probeer deze drempel weg te nemen en de studenten te laten inzien dat het echt de basis van hun opleiding vormt: het leren om op een wetenschappelijke en kritische manier te denken. Tijdens de colleges probeer ik zo goed mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld van de studenten, zonder daarbij de broodnodige academische vorming uit het oog te verliezen. Dit vormt namelijk de basis van studeren aan een universiteit. Het zoeken van
deze balans vind ik een heel leuke uitdaging.

Afgelopen jaar heb ik het vak omgevormd tot een gedeeltelijke flipped classroom waarbij studenten thuis alvast kennisclips kijken. Hierdoor kwam er tijdens college ruimte vrij om interactief te oefenen met de stof. Door de studenten meer te betrekken, hoop ik dat ze de stof meer eigen gaan maken. Dit project is nog steeds in ontwikkeling, maar de tentamenresultaten waren dit jaar al een heel stuk beter dan voorgaande jaren.

Als je nog één advies kan meegeven aan de alumnileden, wat zou het zijn?

Als ik naar mijzelf kijk en wat mij uiteindelijk heeft geholpen, dan is het: volg je hart. Je hoeft niet altijd de voorgeschreven paden te bewandelen, het loopt namelijk toch altijd anders. Als zich een kans voordoet die wellicht niet perfect in je straatje past, maar je wel enthousiast maakt, grijp die kans dan maar gewoon. Ook als het voor je gevoel net boven je pet is. Daar groei je juist van. Daarnaast is levenservaring en verschillende dingen meemaken net zo belangrijk voor je latere werk als de opleiding