Interview met Esther de Bruin

1. Wie ben jij? Welke studierichting heb je zelf gedaan en wat is jouw huidige functie?

Ik ben Esther de Bruin, ik ben 48 jaar en ik woon in Haarlem. Ik ben getrouwd en ik heb twee kinderen van 13 jaar en 16 jaar. Mijn man is een Nieuw-Zeelander die ik op reis heb ontmoet. Reizen is iets wat ik naast mijn verschillende banen altijd heb gedaan en nog steeds zo veel mogelijk doe. Ik ben in het verleden gestart met de studie psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. In die tijd was ik al nieuwsgierig naar zowel de onderzoekskant (wetenschappelijke evidenties) als naar de therapeutische behandelkant. Dat heb ik toen kunnen combineren door zowel klinische psychologie als psychonomie/functieleer te doen. Ook heb ik nog een soort overkoepelende richting ‘Klinische neuropsychologie’ gedaan vlak na mijn studie. Ik heb toen in een revalidatiecentrum gewerkt als neuropsycholoog met als doel daar verder in te specificeren. Nog steeds vind ik dit ontzettend leuk, maar ik heb me ook bedacht dat ik helaas niet alles tegelijkertijd kan. Hierna ben ik in de kinderpsychiatrie gaan werken waar ik eigenlijk wetenschap en praktijk bleef combineren. Ik heb een promotieonderzoek (PhD) gedaan binnen de kinder- en jeudgpsychiatrie naar autisme en MCDD. Dat heb ik gecombineerd met het volgen van de GZ-opleiding bij de RINO in Leiden. Ik heb daar in 2008 mijn diploma gehaald en rond die tijd ben ik ook gepromoveerd.

Momenteel ben ik werkzaam als universitair hoofddocent (UHD) bij Pedagogische – en Onderwijswetenschappen voor 2 dagen in de week bij de groep OOP en als directeur bij UvA minds, een specialistische GGZ instelling, kleindochterbedrijf van de UvA, voor 3 dagen in de week.  

 

2. Wat zijn de actualiteiten op het gebied van jullie onderzoeksgroep en op het gebied van jouw lopende en/of toekomstige onderzoeken (zowel in Nederland als het buitenland)?

 

Hier kan ik denk ik het beste vertellen met welke onderzoeken we ons binnen UvA minds op dit moment bezig houden. We nemen deel aan de internationale PAINT-studie (http://www.paint-studies.nl/) waarin wordt gekeken naar de effectiviteit van cognitieve gedragstherapeutische principes in een individuele oudertraining voor ouders van kinderen met gedragsproblemen. Dit is een klinisch relevant onderzoek, wat bijdraagt aan de praktijk en de zoektocht naar kortdurende effectieve behandelingen, en ik ben trots dat wij als UvA minds meedoen daaraan. Een ander onderzoek waar dat ook voor geldt, is het Kinderen Bedwingen Angst (KIBA) onderzoek waar UvA minds aan meedoet (https://angstbijkinderen.nl/projects/011-kiba/). Hierin wordt een kortdurende interventie (one-session treatment) onderzocht bij kinderen met een specifieke fobie. Ik vind dat een hele mooie studie waarin het principe van exposure verder wordt uitgediept en wordt onderzocht in hoeverre dat ook effectief is als je het in één langdurende sessie krijgt in plaats van meerdere kortdurende sessies. Ik probeer naast mijn rol als onderzoeker in al deze projecten ook altijd zelf de interventie te leren kennen en als het even kan, op een laag pitje zelf ook af en toe de behandeling geven. Dit vind ik ontzettend leuk om te doen. Het laatste onderzoek dat ik wil noemen, is het Pillen of Chillen onderzoek waaraan UvA minds jarenlang heeft meegewerkt (https://www.npostart.nl/pillen-of-chillen/11-12-2016/KN_1686978). Dit was een onderzoek waarin gezinnen met kinderen met ADHD gerandomiseerd werden toegewezen aan een groep die medicatie kreeg of een groep waarin ouders en kinderen een mindfulness-based training volgden. UvA minds had hier een grote rol in omdat onze instelling een grote rol heeft gehad in de ontwikkeling van mindfulness-based programma’s voor ouders, kinderen, gezinnen, transdiagnostische problematiek en ouders van baby’s en peuters. De komende tijd zullen alle bevindingen hiervan gepubliceerd worden waaronder ook meer duidelijkheid over de lange termijn effecten en de kosteneffectiviteit van beide interventies. Wat vooral relevant is aan deze studie is dat er natuurlijk al veel bekend is over de effectiviteit van medicatie bij ADHD en hoe effectief dat is. In deze studie werd gekeken hoe mindfulness zich verhoudt tegenover deze sterke speler. Op deze manier wordt er dus ook gekeken naar een alternatief voor medicatie, voor de gezinnen die hier behoefte aan hebben. BBC-ONE heeft hier een paar jaar geleden ook een documentaire over gemaakt waar wij aan meegewerkt hebben (https://www.youtube.com/watch?v=1w3QJjpwJhA). Ik ben trots dat UvA minds meedoet aan verschillende studies, initiatieven en onderzoeken zodat we blijven ontwikkelen en verbeteren in de praktijk. 

 

3. Hoe sluiten je huidige werkzaamheden aan bij de opleiding die je hebt gevolgd?

Mijn huidige werkzaamheden sluiten helemaal aan bij de opleidingen die ik heb gevolgd. Ik doe zowel klinisch werk bij UvA minds, al is het eigenlijk minder dan ik zou willen, wat aansluit bij mijn klinische opleiding. Daarnaast ben ik betrokken bij 7 of 8 wetenschappelijke onderzoeken, waar mijn wetenschappelijke studie en opleiding als PhD bij van pas komen. In mijn werk als onderzoeker merk ik dat de klinische relevantie en mogelijkheid tot implementatie van een interventie, van groot belang zijn. Dit zijn de punten die maken dat ik onderzoek wil doen. Het leukst vind ik om betrokken te zijn vanaf de ontwikkeling van een innovatieve interventie, de uitvoeren ervan als behandelaar, bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit ervan en als een nieuwe interventie positieve effecten blijkt te hebben, deze dan ook onder de aandacht van bijvoorbeeld het Nji en de databank effectieve jeugdinterventies te brengen zoals we bijvoorbeeld met het WRITEjunior programma gedaan hebben wat ook bij UvA minds ontwikkeld is. Dit is een schrijfprogramma voor traumaverwerking en is dankzij prachtig onderzoek nu als effectief erkend door het Nji. Al langer vind ik het heel leuk om de puzzelstukjes van een bedrijf en team in elkaar te mogen leggen. Dat komt allemaal samen in mijn rol bij UvA minds als directeur en de combinatie van kijken naar wat cliënten en collega’s nodig hebben, wetenschappelijke evidentie voor behandelvormen, het bredere perspectief van ontwikkelingen in het zorgdomein, de financiële kant, posities op de arbeidsmarkt etc.  

Een andere plek waar voor mij integratie van mijn werkzaamheden en interesses samenkomt is het onderwijs wat ik als UHD ook geef. Een voorbeeld is dat ik examinator en ontwikkelaar van het vak Mindfulness across the lifespan ben. Dat is een module bij de UvA waar meer dan 100 internationale studenten uit 35 verschillende landen meedoen. Dit sluit helemaal bij mij aan omdat ik een passie heb voor reizen en een internationale familie heb. Bij die cursus zijn er ook collega’s van UvA minds als gastdocent en worden alle mindfulness onderzoeken waar UvA minds een rol in heeft gespeeld gedeeld met de studenten. In zo’n module waar ik docent ben, zitten vervolgens studenten in de zaal die later wellicht bij UvA minds een stage gaan lopen of hun scriptie gaan schrijven. Daarmee voelt het als een soort continue kruisbestuiving. Ik kan zo ook dagelijks voelen dat UvA minds een kleindochterbedrijf is van de UvA en dat mijn werkzaamheden vanwege mijn dubbele aanstelling erg geïntegreerd zijn. Dat maakt mijn werk ontzettend leuk. 

 

4. Wat zie jij voor jezelf als grootste uitdaging in jouw werk? 

De grootste uitdaging in mijn werk is het moeten doen van concessies. Ik ben iemand die heel erg veel houdt van gedegenheid en precisie en ergens ben ik ook perfectionistisch. Het is alleen onmogelijk om dat te blijven als je alle werkvelden combineert. Dat betekent dat je water bij de wijn zal moeten doen en moet leren verdragen dat je sommige dingen niet alleen kan doen of tot de bodem kan uitzoeken. In mijn werk als wetenschapper bijvoorbeeld heb ik rondom de statistiek altijd hulp nodig. Dit terwijl mijn andere collega’s die zich puur op onderzoek richten allerlei cursussen en verdiepende opleidingen volgen. Ik zou dat heel leuk vinden maar dat past niet in mijn schema, wat betekent dat ik het moet loslaten en uitbesteden. Hetzelfde voel ik op klinisch gebied. Ik ben opgeleid tot GZ-psycholoog, maar heb me door de verschillende werkvelden en taken, nooit veel verder dan de basis kunnen scholen. Ook daar moet ik verdragen dat ik niet alles kan en kan blijven ontwikkelen en me kan blijven specificeren. Als ik mijn werkzaamheden binnen het grote plaatje van mijn banen zie, doe ik nog relatief veel klinisch werk, zeker vergeleken bij andere directeuren die over het algemeen veel verder van het eigenlijke werk staan, dat zou niks voor mij zijn. Maar als ik het vergelijk met de rol van een GZ-psycholoog, zijn er een heleboel dingen die ik helaas niet kan doen. Dat betekent dat ik hier ook water bij de wijn moet doen. Ook in mijn rol als directeur doe ik concessies. Veel directeuren hebben een achtergrond als bedrijfskundige, econoom of in de marketing. Dat zou niet bij mij passen denk ik, maar dat betekent wel dat ik altijd hulp nodig heb op verschillende gebieden. Bijv. de financiële kant, waar ik als directeur natuurlijk ook verantwoordelijk voor ben, heb ik een controller nodig die mij ondersteunt en aanvult. Die is er gelukkig ook en dat is een fijne samenwerking. Dit zijn wel uitdagingen waar je rekening mee moet houden als je de werkvelden combineert. Je moet kunnen omgaan met het feit dat je niet alles kan en dat je dus concessies zal moeten blijven doen. 

 

5. Als je nog één advies kan meegeven aan de alumnileden, wat zou het zijn?
Ik spreek best vaak studenten die aangeven dat ze het liefst iets met onderzoek willen blijven doen, maar ook klinisch werk willen doen. Dit is ontzettend mooi, juist omdat studenten worden opgeleid als science-practicioners. Zoals ik al beschreef is dat ook wat ik doe in mijn huidige werkzaamheden en ik vind het een prachtige combinatie. Tegelijkertijd is het ook heel belangrijk om stil te staan bij het feit dat het wel gaat om twee afzonderlijke vakgebieden. Het vak wetenschapper is echt meer dan een fulltime baan, waar je je in kan blijven ontwikkelen. Wees je ook bewust dat er altijd een bulk aan onderwijstijd aan de baan van onderzoeker bij een universiteit vastzit. Als PhD’er of postdoc, is je onderwijstaak ongeveer 10 tot 40% van je totale aanstelling, maar als je daarna in de academische wereld blijft als universitair (hoofd)docent, geef je meestal 50-60% onderwijs. Het is dus niet puur onderzoeken, wat veel mensen van te voren denken. Je moet ook echt van onderwijs houden. Ook het klinische pad is echt een apart werkveld en fulltime ontwikkelpad op zichzelf. Als orthopedagoog of psycholoog ben je namelijk ook niet uitgeleerd. Veel mensen willen daarna verder de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog of orthopedagoog-generalist doen. Het is lastig om daar een plek voor te krijgen dus je bent daar sowieso een tijd mee bezig. Daarnaast zijn er nog specialisaties, opleidingen, trainingen en cursussen die je doet in je klinische werk. Het gewoon ‘even combineren’ van onderzoek en praktijk is eigenlijk niet mogelijk. Dus het is belangrijk om te realiseren dat je dan concessies zal moeten doen als je dat wil. Dus als je iemand bent die het liefst voor één ding helemaal gaat en dat precies en perfect wil doen, zou ik zeggen: ‘Kies voor die route en laat de rest los’. Wees je bewust hiervan, denk er goed over na hoe je erin zit en wat bij jou past. Maak dan een keuze in wat je wil! Daarnaast wens ik iedereen ontzettend veel (studie)plezier!